Proza door Alice Bogaerts / Prose by Louisa Bogaerts
In een doosje in de schuif ligt een klein eitje uit rozenkwarts. Er is een hoek afgesplinterd want het viel eens op de grond, maar het was van jou dus het wordt bewaard.
Het is een bekkenbodemtrainingsei, een liefdesei.
Omdat ik er ook na dertig jaar nog altijd geen goed woord voor heb –de ene helft van de mogelijkheden is te medisch, de andere te geil–, probeer ik maar niet te nauwgezet te
omschrijven waar dat ei zich precies bevond toen je nog leefde. Ik zal het erop houden dat het
regelmatig 'in jou' zat.
Dat is tegelijk een beetje vies, maar ook wel OK, ik zat uiteindelijk ook best lang in jou.
Het verwondert me niet zozeer dat je dat eitje had en dat het er was toen jij er was (je hebt drie kinderen gekregen, hallo!), als wel dat het er nog was toen jij er ineens niet meer was.
Dat dat eitje dus bleef. Net als de gebruikte zakdoek in jouw broekzak, de aangebroken confituurpot, de afspraak om te gaan zwemmen, de rok die nog gestreken wilde worden.
Dingen die niet leken te begrijpen dat ze nu geen zin meer hadden. Dingen die zo banaal zijn dat
ze nooit passend, nooit met het juiste respect op jouw dood hadden kunnen antwoorden.
Maar als het einde gepland was, als jij voor de dood en dus tegen de dingen koos, waarom zijn die dingen er dan nog?Waarom heb je ze niet opgeruimd?
De meeste mensen worden verrast door hun eigen dood. Bij velen zit het sterven er wel al een
tijdje aan te komen, maar zelfs dan komt het uiteindelijk toch onverwacht.
De dingen zijn daar dan een bewijs voor; 'Net was hij er toch nog! Hij wou toch nog even de
appelboom snoeien!' De snoeischaar dan een blijk van de wreedheid en willekeur, het abrupte van het einde en tegelijk een laatste bewijs van levenslust en toekomstperspectief.
Maar als het einde gepland was, als jij voor de dood en dus tegen de dingen koos, waarom zijn die dingen er dan nog? Waarom heb je ze niet opgeruimd?
Ik heb lang lopen verkondigen dat ik het een troost vond om te weten dat je nu was waar je wilde zijn.
Ik had gemerkt dat er een speciaal soort medelijden in omloop was voor de verdrietige kinderen van zelfmoordmoeders. Dat deed deugd –want ik wás inderdaad heel verdrietig!– maar het leek soms niet helemaal op zijn plaats. Want jouw moeder/vader helemaal zonder verwittiging weggerukt weten worden door een onoplettende camionchauffeur of een onontdekt gebleven tumor leek me schrijnender dan mijn eigen verdriet (dat zich immers sinds mijn vroege kindertijd had aangekondigd.)
Het was niet leuk, maar het was tenminste wel wat je wou.
Maar nu dat ei en die zakdoek en die rok er nog zijn, betekent dat misschien dat je jouw einde en het einde van de dingen toch niet zo hard had gewild. Dat jouw dood minder gepland was dan gedacht.
Ik bedoel maar: iemand die op reis vertrekt laat zijn voordeur gewoonlijk niet openstaan.
Omgekeerd; wie zijn voordeur laat openstaan wou met grote waarschijnlijkheid helemaal niet
op reis vertrekken maar hooguit een blokje om.
Plausibeler: iemand die zo depressief is dat al zijn ledematen er pijn van doen, iemand die
eigenlijk niets anders wil dan die pijn beëindigen, iemand die –figuurlijk gesproken– tegen beter
weten in vanaf de vierde verdieping uit zijn brandend huis springt, interesseert zich waarschijnlijk geen fuck voor zijn bekkenbodemtrainingsei.
Die mens wil gewoon gaan. Ei of geen ei.
You planned on leaving years earlier but you were found—just too late but just in time. Leaving us might have been a necessity rather than a real choice, but so was bringing you back. We needed you and we needed you to stay.
Newly aware of the possibility of being left, I would check the status of the door (unlocked = good). I would call, just making sure your voice was safe (answering machine = no good). I helped you paint the new house (a brighter future = very good). I would insist on swimming appointments when the next depression hit (plans > no plans). But one cannot predict whether the need to end the present will grow large enough to act before the pain has even started.
When eight years later you reentered the concerning state in which even a soft note of music felt like sensory overload, it was you yourself who said out loud that you might be led back to that wish not to be, not to feel. It wasn’t a wish not to live on in the future, you even brought up the idea of an induced coma, which you could be awoken from when a brain scan signaled the return of normal functioning. You feared what you knew yourself capable of in periods of severe depression and agreed to be hospitalized. But even a closed unit didn’t offer the protection you needed.
you are now in many never-ending things; in any French beret (who wears it is irrelevant), in Boch tableware, in half a nut shell that screams to me its potential to be painted into a ladybug
I wish there was the consolation to know you are where you want (or at least wanted) to be. My only solace is the recognition that it would have been very difficult for you, so much a mother, to have us grow into adults and further separate from you. There are the extra years we got, in which our brains were old enough to store memories a little more securely. Thanks to those years you are now in many never-ending things; in any French beret (who wears it is irrelevant), in the color combination of red and turquoise, in Boch tableware, pronounced freckles, fimo clay, in half a nut shell that screams to me its potential to be painted into a ladybug, in an overly friendly conversation I overhear in the store or a (by Belgian standards unacceptable) request for a discount. You play the lead role in my excuse to keep travelling by plane, despite my sincere intention to get that footprint down (I tell myself you would have travelled a lot, you would have more than earned that, and therefore I consider those flights you are not flying as part of the inheritance). You are in my dreams, happy and scary ones. You are in the food I cook, I know this is a cliché, but luckily it is true.
Losing you was extremely painful. It’s a good thing I don’t believe the death look down on the living, I would not have wanted you to witness our grief. I do wish, however, that you could have foreseen the intense love your death would cause us to seek, the strength it gave us to face difficult decisions and persist, and the ability it gave us to see, maybe more clearly than we otherwise could have, both the pain and beauty around us.
Comments