Gedicht van Jasmijn Lobik
I ik ben een mond met een rits en soms mag ik open
ik laat een spoor van vernieling achter
- als ik niet uitkijk -
ze zeggen “je praat te veel” – mijn rapport in groep 6
ik denk: ik heb veel te zeggen
ik denk: ik moet minder zijn
(soms denk ik
dat minder altijd beter is minder praten minder lijf
minder aanwezig in het algemeen)
ik ben een scherpe tong bijtende zinnen kartelrandjes knippend aan de oppervlakte ben ik kalm maar
alleen zoals een zee kalm is
proef in mijn mond het zout
dat ik steeds weer inslik
ik denk altijd denk altijd na voor ik praat verhef vertraging tot kunst
deel mezelf niet op deel mij niet uit want ze lachen erom kauwen erop geven me door II ik zie hoe de man mijn arm pakt mij vastpakt op straat
zijn hand brandt zijn hand vreet
mijn huid weg ik verstijf
ik denk: kan ik het me veroorloven te schrikken
emotie is onverstandig in nabijheid van vuur
ik haak mijn masker vast achter mijn oren
trek me los – een reflex - en zeg niets
huil pas als ik binnen ben zodat ik boos
als water kan zijn bang woedend kolkend water
golven die stukslaan op de kust
ik bouw een bunker in een veld van licht
de muren zijn van dood vermomd als veilig
ik luister hoe ze waarschuwen
het zijn de gekwetsten
die kwetsbaar waren
leer oorverdovend zwijgen
留言